picture of Kadosh


Met de overgang naar het jaar 2000 denken velen dat de wereld er anders gaat uitzien. Aan de vooravond van die overgang gaat alles nog zijn gewone gang, zo ook in Israël. Rivka is al jaren gelukkig getrouwd met Meir. Alleen blijft het koppel kinderloos. In die cultuur wordt zoiets beschouwd als een schande. Meirs vader heeft als rabbi een grote invloed op de mensen en ook op zijn zoon. Die wil dat Meir scheidt en voor nakomelingen zorgt bij een andere vrouw. Ook Rivka’s zus Malka heeft het moeilijk. Zij heeft gevoelens voor Yossef. Maar alweer moeit de rabbi zich in het leven van de vrouw. Malka moet trouwen met een man die zie nog nooit heeft gezien en waarvan ze niet eens de naam kent.

Met “Kadosh” (1999) vertelt Amos Gitai ons dat het leven in de ultra orthodoxe kant van Jerusalem geen lachertje is voor een vrouw. Vrouwen vervullen hoe pijnlijk dat ook is een tweederangsrol. Dat maakt Meir in een openingsscène overduidelijk. Tijdens een gebed dankt hij de Heer dat hij niet als vrouw werd geboren. De toon van de hele film is meteen gezet. Voor de rabbi moet een vrouw enkel zorgen voor nakomelingen meer niet. Kan ze dat niet dan heeft ze geen bestaansreden. Wat dat alles zoveel keer erger maakt is dat de oorzaak van die kinderloosheid niet bij Rivka ligt, maar wel bij Meir.

De vrouwen beseffen dat ze in een rol worden geduwd die ze niet willen. Alleen ontbreekt hen de kracht en de moed om daartegen in te gaan, uit vrees voor represailles. De overgang naar een nieuw millennium vol verwachtingen en hoop blijkt tevergeefs. Tenzij de vrouwen zelf voor die oplossing zorgen, en dat kan je veelal beschouwen als wanhoopsdaad. Een pijnlijk voorbeeld is Malka’s huwelijksnacht. Die staat in schril contrast met Rivka’s verhaal en haar ervaring. Een film is goed omdat je dat voelt tijdens het bekijken ervan en na vooral afloop. Als die blijft nazinderen. “Kadosh” laat je niet koud of zou je niet koud mogen laten.