picture of Last Days


Gus Van Sant heeft een fascinatie voor de dood. Dat blijkt uit zijn vorige twee films “Gerry” (2002) en “Elephant” (2003). Deze keer is het niet de natuur of een medemens die een slachtoffer opeist. In “Last Days” (2005) laat hij de betwijfelende eer van kiezen voor het leven of kiezen voor de dood aan de hoofdfiguur zelf. Het levert een film op die eigen is aan Van Sant’s stijl namelijk puur en ongefilterd. Maar levert dat ook een goede film op…

Blake (Michael Pitt) heeft geproefd van het wilde bestaan als muzikant. Handtekeningen uitdelen, mensen die je naam schreeuwen en hun (gebruikt) ondergoed naar je gooien, het zijn een van de vele zaken waarmee je wordt geconfronteerd. Maar aan dat alles hangt ook een schaduwzijde. Daar zit Blake momenteel in. Hij ziet het allemaal niet meer zitten. Blake leeft afgezonderd in een veel te groot huis met een veel te grote tuin. Alleen zijn vrienden komen nog eens op bezoek, al ziet hij hen niet meteen staan. Doelbewust, want hij verstopt zich voor hen. Welke weg hij bewandelt dat is onduidelijk maar het lijkt erop dat het zijn laatste reis wordt op deze aarde.

Gus Van Sant beweert bij hoog en laag water dat “Last Days” niet gaat over de laatste lijdensweg van Kurt Cobain, alle gelijkenissen ten spijt. Het klinkt qua marketing wel goed als iedereen denkt dat je een film hebt gemaakt over deze muzikale halfgod. Maar daardoor creëer je een aantal verwachtingen en die kunnen dan wel eens ferm tegenvallen. De grens tussen boeien en saaiheid is hier filterdun. En wetende dat we leven in een superhighway van flitsende beelden en geluiden kan dit slakkengangetje wel eens een serieuze opdoffer zijn voor de veeleisende jeugd. Dit keer moet je het immers stellen zonder de knappe snoetjes van Adam’s nageslacht zoals in “Elephant”. Van Sant toont ook geen druggebruik of decadente situaties die een gevolg zijn van de roem. Hij toont ons enkel datgene wat volgt na deze wilde uitspattingen. Dat is een gebroken, verward en geïsoleerd individu die zoekt naar stilte, rust en naar zichzelf.

Hoofdrolspeler Michael Pitt ("The Dreamers") doet op dat vlak wat hij moet doen al herken je hem bijna niet doordat zijn haar voortdurend voor zijn gezicht hangt. Bovendien filmt Van Sant alles van op een afstand wat die herkenbaarheid niet bevordert. Al geeft die afstand net Blake’s isolement weer. Het heeft iets weg van wat zieke dieren doen als ze hun einde voelen naderen. Zijn vrienden, kennissen en zelfs vreemden bieden hem een uitweg zonder dat ze effectief zelf zijn hand vastnemen. En net het vastnemen van dat hand kan een wereld van verschil maken. Het is zoals een goede vriend of vriendin die tijd voor jou maakt als je in een dipje zit. Het mooiste moment uit deze film is wanneer Blake geheel onverwacht zijn zangtalent bovenhaalt met “Death to birth”. De hele tijd hoor je hem nauwelijks en net daardoor geraak je compleet in de ban van zijn vertolking. Lukas Haas (“Mars Attacks”) heeft niets dan lof over deze filmervaring. Hij experimenteert de hele tijd en laat zijn creativiteit de vrije loop. Zelfs dat ene homo-erotisch moment deert hem niet. En waarom zou dat zo zijn. Cobain schrijft in zijn nummer “All apologies” toch: “What else should I say? Everyone is gay." Dit is geen goede film maar dat neemt niet weg dat hij wel fascineert en dat zegt al veel.

De extra’s:
- Making of (30min.)
- Director’s filmography
- Trailer